Falende integriteitsprocedure
Auke van Breemen
Het doel dat met het openbaar maken van dit dossier wordt nagestreefd is tweeledig:
1. het verstrekken van inzicht in de macht van een universiteitsbestuur als het gaat om integriteitsvraagstukken. Onder andere zal duidelijk worden dat de gehele keten, ook de instituutsexterne delen, onder controle staat van het CvB.
2. Het verkrijgen van een antwoord op tot op heden onbeantwoorde vragen:
Uit een brief van het CvB van 17 november 2017 blijkt dat er nog een andere, interne klacht speelt nadat de externe klacht, die op uitnodiging van de decaan van FNWI in dec 2015 is ingediend, ongegrond is verklaard. Het gebruik van zoals eerder gesteld in de brief van het CVB suggereert dat de bezwaren al eerder speelden. Dat vermoeden wordt bevestigd door de mail aan het LOWI van het hoofd juridische zaken. Sinds 2014 waren er kennelijk klachten over mijn wetenschappelijke integriteit. Ik verlang te vernemen:
- Welke RU medewerker bracht de bezwaren in?
- Welke passages in de tekst Quality of Service geven aanleiding tot twijfel aan mijn wetenschappelijke integriteit? Waarom?
- Waarom waren die twijfels in 2014 voldoende reden om de externe klager mee te delen dat het betreffende hoofdstuk geweigerd werd/wordt in de dissertatie?
- Waarom gelden de bezwaren nu niet meer?
- Waarom ben ik hierover niet geïnformeerd?
- Op welke wijze doet de omgang met mij recht aan de plicht tot zorgvuldige omgang met een extern promovendus?
Inhoudsopgave
- Voorgeschiedenis
- Springer reageert adequaat op een klacht d.d. 20 mei 2014
- De reactie van de decaan FNWI van de Radboud Universiteit op de identieke klacht van 21 mei 2014 – december 2015
- Het onderzoek door de commissie wetenschappelijke integriteit RU
- intermezzo: de rol van CvB en het Stichtingsbestuur/ De Raad van Toezicht
- Het Landelijk Orgaan Wetenschappelijke Integriteit fingeert een onderzoek te hebben gedaan en handelt in strijd met de eigen regels
- Reacties van OCW, VSNU, KNAW en de vaste commissie voor het onderwijs van de Tweede Kamer
Voorgeschiedenis
Het ouders voor ouders thuiszittersonderzoek was een samenwerking tussen twee ouders en Gedragswerk. LinkedIn was de hoofdomgeving voor onze communicatie. Daar hebben we vragen beantwoord uit onze doelgroep. Over eigendom van de data kan geen misverstand hebben bestaan want heel duidelijk is gecommuniceerd dat we niets zullen doen met de data zonder hun toestemming, zie het screenshot. Ook de andere ouder heeft duidelijk een publiek standpunt bepaald, zie de petitie. Toch pretendeert deze ouder beschikkingsrecht te hebben over de data van de participant door een onderzoek waaraan hijzelf geen bijdrage leverde. Dit eigendom overigens wordt niet namens zichzelf, maar namens een bedrijf geclaimd.
Springer reageert wel adequaat
Het was verrassend dat die ouder bij een deelnemer aan het onderzoek, die nota bene op zijn verzoek de petitie ondertekende, diens dossier claimde voor zijn bedrijf Top Innosense of Story Connect. Duidelijk is immers dat de ouder er niet van gediend is. Daar bleef het niet bij. Ook bij Springer werd eigendom geclaimd op 20 mei 2014. Dit keer betrof het mijn werk. Springer ging efficiënt om met de klacht.
De reactie van de decaan FNWI
Een dag later werd eenzelfde klacht ingebracht bij de Radboud Universiteit. De reactie is totaal verschillend want de klager krijgt meegedeeld dat het betwistte artikel omwille van twijfel aan mijn wetenschappelijke integriteit niet mag worden opgenomen in mijn proefschrift. Daarbij word de indruk gewekt dat de klacht daarvoor de reden is. Steevast wordt een gesprek met mij geweigerd.
[…]
In het najaar van 2015 wordt Van Garderen uitgenodigd een klacht bij het CvB in te dienen. De klacht wordt 15 december 2015 ingediend. Het CvB stuurt deze door naar de CWI voor onderzoek.
Het onderzoek door de commissie wetenschappelijke integriteit van de Radboud Universiteit
Nadat mij blijkt dat een oud studiegenoot lid is van de commissie stel ik de commissie hiervan op de hoogte.
Intermezzo: de rol van CvB en het Stichtingsbestuur/ De Raad van Toezicht
Het CvB nam het advies van de CWI over en verklaarde de klacht niet gegrond. Toch bleek uit de brief van 17 november (zie boven) dat er nog een andere klacht aan mijn integriteit deed twijfelen en de tekst werd nog steeds niet geaccepteerd. Vandaar dat ik in beroep ging bij het Stichtingsbestuur met een gedetailleerde klacht . Dhr. Hermans adviseerde om:
- de blokkade op de gewraakte tekst te heroverwegen
- een subcommissie in te stellen om de klachten van dhr. Van Breemen te onderzoeken
Het eerste advies werd overgenomen met als resultaat dat ik (met succes) een externe hoofdpromotor kon benaderen die wel over de vereiste inhoudelijke expertise beschikt. Het tweede advies werd terzijde geschoven. Vandaar dat ik opnieuw een beroep deed op dhr. Hermans. Mijn tweede beroep op het Stichtingsbestuur bevat de berichten die in dit proces zijn uitgewisseld. Deze keer echter volgde hij het besluit van het CvB en hij bleef voorzitter van het Stichtingsbestuur. Zijn opvolgster in de Raad van Toezicht mw. Van Vroonhoven ging in tegen het CvB en gaf klaagster toestemming over haar klacht te praten. Toen ik mijn klacht aan haar voorlegde was ze bij mijn beste weten nog in functie. Kort daarna echter niet meer, zie Vox. Een antwoord van haar heb ik nooit ontvangen.